Dat een goede hygiëne voor de gezondheid van groot belang is, weten wij nu wel. Vroeger was men daar niet zo van op de hoogte. Aan het begin van de vorige eeuw werden er door de staat onderzoekscommissies ingesteld die landelijk onderzoek deden naar het wonen van de bevolking en wat daarmee samenhing, o.a. hoe het gesteld was met de hygiëne.
Ook naar dat van de gemeente Ermelo (tot 1967 vielen Ermelo en Nunspeet onder één dak). Voor Nunspeet en omgeving kunnen de resultaten bekeken worden in de boeken “Nunspeet 1910”. Dat het in die tijd erbarmelijk gesteld was met de hygiëne wordt daarin wel heel duidelijk. Nu waren er in de loop van de 19e eeuw al een aantal artsen die aandacht hadden gevraagd voor de woon- en leefomstandigheden van de Nederlandse bevolking. Vooral de grote steden hadden hun aandacht.
Het grootste deel van de bevolking leefde, veelal met grote gezinnen, in kleine tochtige en vochtige woningen waarin het met de hygiëne slecht gesteld was. En dat was op het platteland van de Veluwe niet veel anders. Burgemeester Hendrik Herman Vitringa (1814-1875) constateerde in zijn jaarverslagen herhaalde malen dat de woonomstandigheden vooral in de krotten van de Zoom aller erbarmelijkst waren en niet alleen daar, maar ook in Elspeet was het niet veel beter. Van waterleiding was geen sprake. Water kwam uit de put of werd opgepompt uit de grond. Nu was het grondwater hier heel wat zuiverder dan het drinkwater in de steden. Dit had als gevolg dat er weinig ziektes uitbraken. Van toiletten was vaak geen sprake. De behoefte werd buiten op de vlakbij de woningen gelegen mesthoop gedaan of gewoon in het vrije veld.
Hoe het met de persoonlijke hygiëne was gesteld weten wij niet zo. De lampetkan en de daarbij behorende kom waarin het waswater werd gegoten was zeker bij de beter gesitueerden en in hotels of pensions in gebruik. Wel waren er in het Vluchtoord badhuizen. Hier was wel waterleiding met een beperkt aantal tappunten aanwezig.
Tussen de twee wereldoorlogen begon er enige verbetering te komen. Steeds meer woningen kregen een toilet in de vorm van het bekende huisje in of achter de woning. Hiervoor werd dan een beerput gegraven die met een zekere regelmaat gelegd werd. De inhoud was bestemd als mest voor het land. Opmerkelijk was dat in de kerken veelal nog geen toilet aanwezig was. Van een, inmiddels ruim 90-jarige Nunspeetse dame, vernam ik dat het een gewoonte was dat de vrouwen voor en na de kerkdienst achter de Dorpskerk onder de linden door de knieën gingen om daar hun behoefte te doen. Wat ook vaak in de berm van de weg plaats vond.
Inmiddels burgerden ook de teil en tobbe in om zich, meestal één keer per week, te wassen. Het duurde nog jaren voor er waterleiding en riolering werd aangelegd. Pas in 1947 besloot het gemeentebestuur hiertoe over te gaan en dan nog mondjesmaat.
Ad Sulman.
Foto: Riolering in de Laan rond 1950.
Bron: archief Ad Sulman.
Heeft u vragen en/of opmerkingen over dit artikel: nuwenspete@gmail.com
Zoekt u meer informatie over Nunspeets verleden?
Ga dan naar de website van de Heemkundige Vereniging Nuwenspete: www.nuwenspete.nl