Wie kennis neemt van de eerste kadasters van Nunspeet uit 1832 komt een onbekende naam tegen. Het gaat om Alida Geertruida Seijffard-van Marle die drie grote hoeves in bezit heeft met een totaal oppervlak van 113 ha. Er blijkt een bijzondere geschiedenis aan dit bezit verbonden te zijn.
In 1812 trouwde Alida Geertruida van Marle, dochter van de schout van Oosterwolde, op 22-jarige leeftijd met de tot dan eeuwige vrijgezel Abraham Pronck. Pronck had inmiddels de leeftijd van 70 jaar bereikt en had in 1775 een fraai landhuis laten bouwen in het buurtschap Mulligen onder Oldebroek.
Vanuit Mulligen beheerde hij de familie-eigendommen op de Noord-Veluwe. Pronck en van Marle lieten voorafgaand aan het huwelijk door notaris Frederic Adolph van Spaen een huwelijkscontract opstellen waarin onder meer stond dat “alle derzelver roerende en onroerende goederen in volkomen gemeenschap aan te brengen ten huwelijk”. Dus het uitgebreide bezit aan landerijen en boerderijen van Abraham Pronck zouden in gemeenschappelijk bezit komen. De jonge Alida had de status van landvrouwe bereikt. Binnen Nunspeet ging het om drie hoeves: het Hullemansgoed aan de Harderbrinkerweg, het goed De Grote en De Kleine Vrede aan de Vreeweg en het goed Klaarbeek aan de Varelseweg. Het waren historische goederen met een lange geschiedenis die teruggaat tot in de middeleeuwen.
Hoe was Abraham Pronck nu aan dat bezit gekomen? Daarvoor moeten we terug naar het begin van de 17de eeuw toen een heftige strijd werd gevoerd tussen protestantse keurvorst Frederik V van de Palts en de Rooms-Duitse keizer Ferdinand II tijdens de Dertigjarige Oorlog. De keurvorst vluchtte uiteindelijk naar ons land. Het totale inwonertal van de Palts liep met 75% terug. Ook de familie Pronck, die tot dan functies bekleedden van stadsraad en burgemeester, moesten vluchten. Zij vluchtten rond 1625 naar Arnhem. Tussen Arnhem en de Palts waren vanouds veel contacten denk aan de opstelling van de Heidelbergse Catechismus in Heidelberg. Ene Joost Pronck trouwde rond 1670 met Maria Reinders Hulleman, een telg uit een welgesteld patriciërsgeslacht in Gelderland. Zijn zoon Gerhard werd jurist bij de Gelderse Rekenkamer en was verantwoordelijk voor het beheer van de voormalige grafelijke goederen waaronder de drie hoeves in Nunspeet die nog altijd ieder jaar een zogenoemde herenguldens moesten betalen aan de Rekenkamer. Het Hullemansgoed kwam via het bezit van de familie van Maria Hulleman in het bezit van de familie Pronck. En zoon Gerhard Pronck kocht zelf het goed De Grote Vrede met het goed De Kleine Vrede aan de Vreeweg. En Abraham Pronck kocht uiteindelijk in 1778 het goed Klaarbeek aan de Varelseweg.
Na het overlijden van Abraham Pronck in 1819 kwamen de hoeves dus automatisch in handen van Alida van Marle. Wel trouwde zij opnieuw in 1821 met Julius Ludwig Wilhelm Seijffard, maar de bezittingen uit haar eerste huwelijk bleven buiten het gemeenschappelijk bezit. Alleen haar enige zoon en dochter uit het eerste huwelijk zouden nog rechten kunnen laten gelden. In 1861 overleed Alida van Marle. Al gauw bleek dat haar kinderen en kleinkinderen weinig binding hadden met de hoeves op de Noord-Veluwe. In 1868 werden de drie hoeves in Nunspeet publiekelijk verkocht. Het Hullemansgoed werd gekocht door Evert de Zwaan Janszoon, het goed De Kleine Vrede door Eibert van Engelen Hendrikszoon en het goed Klaarbeek door burgemeester Herman Hendrik Vitringa. De laatstgenoemde familie verkocht dit goed in 1895 aan Frank van Vloten en zijn vrouw Constance Lans.
Het goed De Grote Vrede was na het overlijden van Abraham Pronck in 1819 al verkocht om de successierechten te kunnen betalen. En zo kwam in 1868 een einde aan het bezit van de familie Pronck en Alida van Marle. Een bijzonder huwelijk in 1812 stond aan de basis van het bezit van de in het kadaster van 1832 vermelde Alida Geertruida Seijffard-van Marle.
Peter Veen
Foto: foto mevr.Alida Geertruida Seijffard-van Marle (bron: streekarchivariaat NW Veluwe)