Om schaarse goederen eerlijker onder de bevolking te verdelen is rantsoenering nodig. Gedurende een oorlog of andere crisissituaties kunnen tekorten aan grondstoffen of voedsel optreden zodat een verdeelsysteem moet worden ingevoerd, omdat anders een deel van de bevolking geen voedsel en goederen meer kan krijgen. De bedoeling is bovendien om hiermee hamsteren en speculeren tegen te gaan. Om dit effectief te laten verlopen is een controlemiddel nodig: de distributiebon.
In de tweede wereldoorlog heeft de bezetter dankbaar van dit middel gebruik gemaakt, maar in 1939 deed onze eigen regering suiker al op de bon. De Duitsers voerden de distributie vooral in om de duizenden onderduikers van voedsel af te snijden. Er werd een omvangrijk systeem opgezet met stamkaarten(zie foto). Zonder stamkaart konden burgers bij tekorten absoluut geen voedsel of goederen krijgen. En om aan een stamkaart te komen moest men zich eerst bij de overheid, d.w.z. bij het gemeentesecretarie van de eigen woonplaats melden. Maar daarvoor was wel een geldig persoonsbewijs nodig (zie foto). Was dat in orde dan kreeg je als ingezetene op het persoonsbewijs en de stamkaart een controlezegel geplakt. Het persoonsbewijs bevatte o.a. een foto en vingerafdruk van de gerechtigde en het gemeentestempel.
Er waren verschillende bonkaarten (zie foto) zoals: vleeskaarten, broodkaarten, boterkaarten, versnaperingskaarten, bloemkaarten enz. Er was ook een bonkaart ‘algemeen’. Uiteraard was ook brandstof op de bon. Zwangere vrouwen kregen extra voedselbonnen evenals kraamvrouwen voor het verkrijgen van luiers en dekentjes. Boeren werden evenwel als zelfverzorgers beschouwd. Bij de uitgave van hun bonkaarten werd bij veehouders de melk- en vleesbonnen afgeknipt.
In de loop van de oorlog kwam er een steeds nijpender tekort aan allerlei grondstoffen zoals suiker, meel, aardappelen, etc. Honger en tekort aan voedsel maakt mensen vindingrijk. Zo werd er wel overgegaan tot surrogaatmiddelen. Tabak van slechte kwaliteit werd “bukshag” genoemd, deze werd vaak in eigen tuin gekweekt. Zeep bestond uit klei en zand, vandaar de naam “kleizeep”. Schoenen werden gemaakt van karton en papier, brood bestond grotendeels uit aardappel – en peulvruchtenmeel.
Zat men ondergedoken dan kon men zich uiteraard niet legaal melden bij het loket van het gemeentehuis. Alleen met een vervalst persoonsbewijs van de ondergrondse of van een ‘betrouwbare’ ambtenaar kon de onderduiker aan een stamkaart en distributiebonnen komen. Verzetsgroepen gingen dan ook tijdens de oorlog regelmatig over tot het overvallen van distributiekantoren waar de bonkaarten bewaard werden.
De geroofde bonnen werden dan verdeeld onder personen die onderduikers huisvestten, zodat ze de extra monden konden vullen.
Na de tweede wereldoorlog bleef nog een aantal jaren de distributie van schaarse artikelen nodig.
Koffie was het allerlaatste artikel dat men alleen met bonnen kon kopen. Maar in 1952 waren eindelijk de koffiebonen ook weer vrij verkrijgbaar.
Echter in 1973, tijdens de oliecrisis, kwam korte tijd de rantsoenering van aardolieproducten en dan met name benzine weer terug.
Peter van Essen
Foto’s uit collectie Jan Hoogendoorn
Tekst: Distributiebonnen, stamkaart en persoonsbewijs.
Heeft u vragen en/of opmerkingen over dit artikel: nuwenspete@gmail.com Of zoekt u meer informatie over Nunspeets verleden? Ga dan naar de website van de Heemkundige Vereniging Nuwenspete: www.nuwenspete.nl