In de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw was de opbrengst van de geplukte bosbessen een welkome aanvulling op het inkomen in veel gezinnen. Vaak werd dit geld besteed voor de aankoop van een fiets voor één van de kinderen. Hoe dat bosbessenplukken in z’n werk ging, probeer ik hier te vertellen.

Er waren mensen die in hun eentje of samen gingen plukken. Maar de meesten gingen met een grote groep. Ik behoorde bij de groep Klaas Pul en zo had je ook de groep Dirk van den Hardenberg. Mijn groep, meestal koppel genoemd, verzamelde zich ’s morgens om zeven uur bij de woning van Klaas Pul aan de Vierhouterweg, waar nu notaris Jan Stelwagen woont. Als iedereen er was werd de plukplek vastgesteld en fietsten we naar het Gortelse bos of het Vierhouter bos.

Voor beide bossen moest je een vergunning hebben; voor Gortel was het gratis en voor Vierhouten werd één gulden gerekend. Nadat we op de plek aangekomen waren begon de eerste van drie plukperioden. De kinderen plukten meestal in een busje; de groten in een rechthoekig mandje met een hengsel of in een gevlochten mand. Wij noemden dat een “vuufkop”. Tegen half tien was de eerste pauze, het schaften. Voordat we een deel van ons brood, met koude thee uit een drinkbus, konden opeten, moesten we eerst de geplukte bessen schoonmaken. Dit, omdat er veel blaadjes en dennennaalden tussen zaten. De mandjes of vuufkoppen werden dan voorzichtig, vanaf ruim één meter hoogte, in een grotere mand “overgegoten” zodat de wind, als een ventilator, de blaadjes eruit kon blazen. Als het niet waaide moesten we zelf wind maken. Drie man draaide dan een jas, aan de mouwen beetgepakt, snel rond en maakten zo een beetje wind.

Daarna was het tijd voor de schaft: brood eten, kletsen en gekkigheid maken. Vervolgens moesten we nog twee periodes werken. Zo tegen een uur of half vier stopten we met plukken en werden de laatste bessen schoongemaakt. De grotere manden waren dan hopelijk aardig vol. Van die manden hadden we twee soorten/maten: de “spiendbenne” en de “kwartsbenne”. Die volle manden moesten dan afgesloten worden voordat ze weer aan de bagagedrager vastgebonden werden. Dat afdekken gebeurde eerst met een krant en daar vervolgens weer een kledingstuk of bosbessenstruikjes op. Daarover werden ten slotte een paar buigzame takjes gespannen om verlies tegen te gaan.  

Moe, en met een zere rug, fietsten we dan weer op Elspeet aan. Meestal rechtstreeks naar de opkoper. Heel benieuwd. Hoeveel was er geplukt? En hoe hoog was de prijs? De laagste prijs die ik mij herinner was 30 cent per pond, maar het was ook wel eens het dubbele. Als je dan zo’n 15 pond had, beurde je toch mooi 9 gulden. In die tijd was het weekloon van een werkman ongeveer 60 gulden. In onze groep was één meisje/vrouw die heel snel kon plukken, maar er zat dan wel veel rommel bij. Die vrouw leeft nu nog en ze woont schuin tegenover notaris Jan Stelwagen. Nu heet ze mevrouw Van Asselt-van den Hardenberg, maar toen noemden we haar Dreesje van Jan.

Soms gebeurde het dat de afgesproken plukplek al bezet was door een andere koppel. Dan moest je maar snel een andere plek kiezen. In de jaren zestig werden er door de plaatselijke smid Van den Hoorn bosbessenkammen vervaardigd. Een bosbessenkam was een soort harkje van gebogen spijkers waarmee de struikjes “gekamd” werden. Op deze manier kon je veel meer bessen verzamelen. Jammer dat deze kam de bessen nogal eens beschadigde. Later werden ze verboden omdat de bessenstruikjes er onder leden. In het museum in Elspeet ligt nog een hele oude kam, destijds geschonken door de familie Van Beuningen.

Dick Hazeleger

Bij de foto: Mijn moeder giet voorzichtig de bosbessen uit de vuufkop in de spiendbenne. Mijn zusje Eipie maakt wind. (1963)

Heeft u vragen en/of opmerkingen over dit artikel: nuwenspete@gmail.com

Zoekt u meer informatie over Nunspeets verleden? Ga dan naar de website van de Heemkundige Vereniging Nuwenspete: www.nuwenspete.nl