Er wordt en werd wat afgewandeld op de Veluwe. De tweede editie van de Veluwse wandeldagen vindt komende dagen plaats. Ook vanuit Nunspeet, Elspeet en Vierhouten kan men via de VVV of op www.veluwsewandeldagen.nl meer informatie verkrijgen. Maar hoe beleefden de wandelaars de Veluwe in de 19e eeuw: een historische terugblik.
Ik beperk mij tot een aantal wandelaars die in de 19e eeuw hun ervaringen en observaties aan het papier hebben toevertrouwd en de huidige gemeente Nunspeet bezochten. De meest bekende wandelaars waren de Elburgse gepensioneerde militair H.G. Haasloop Werner en de doopsgezinde predikant J. Craandijk uit Haarlem. De eerste trok gewapend met notitieboek en tekenblok op stap. Zijn aandacht ging onder meer uit naar de geschiedenis, het landschap en de gebruiken van de bewoners van de streek die hij bezocht. Nu was het wandelen in zijn tijd door het Veluwse landschap niet zo eenvoudig. De heide- en zandvlakten waren eindeloos en moeilijk te belopen. In de ‘Geldersche Volks-Almanak’ van 1844 beschrijft hij een wandeling van Elburg naar Hattem en via de Woldbergen naar Oldebroek, Doornspijk en Nunspeet terug naar zijn woonplaats Elburg. Hij vertelde over de talrijke kudden schapen, de lammeren en hun herders met hun honden. Samen met zijn metgezel ging hij op weg naar Soerel. Hier stonden een drietal gebouwen bij een opvallend grote linde. Bij de woning behoorde een moestuin omgeven door een grote haag geurende seringen. Er kon worden overnacht, paardenhandelaars maakten hier veel gebruik van. Hun dieren konden hier gestald worden. Jaarlijks werd er een markt van schapen en lammeren gehouden.
De bewoners van Soerel maakten de beide wandelaars attent op de nabijgelegen Waskolk waar schapen hun dorst lesten en in de maand juni werden geschoren. Vervolgens werd de wol naar de markt in Veenendaal gebracht. Jong en oud komt naar de Waskolk om bij het wassen van de schapen te helpen. Na afloop gaat men naar huis en worden er spekpannekoeken gegeten.
Door een landschap van golvende zandverstuivingen met hier en daar wat struikgewas gaan beide heren op weg naar de kolk.
In de almanak van 1851 beschreef Haasloop Werner een wandeling via Vierhouten, Elspeet, Staverden, Leuvenum, Leuvenum, Ermelo via Hulshorst naar Nunspeet. Er werd de lezer een blik op het landschap en de dorpen gegeven. Terwijl er ook aandacht geschonken werd aan de daar heersende volksgebruiken. Daarover in een volgende bijdrage in deze krant.
Vierenveertig jaar na de wandeling van de heer Haasloop Werner en zijn metgezel maakten twee andere heren een tocht door de omgeving van Nunspeet. Per spoor arriveerden ds. J. Craandijk en een wandelvriend in 1885 op het station met de bedoeling in twee dagen van Nunspeet via Soerel, Vierhouten, Gortel naar Elspeet te wandelen. Zij legden hun ervaringen vast in het boek “Nieuwe wandelingen in Nederland”. Een “boerendeerne” wees de wandelaars de weg naar Soerel en vertelde dat de dag daarvoor aldaar schapenmarkt was geweest. Of de van ouds vermaarde linde nog aanwezig was, wist de Nunspeetse niet te vertellen. Wel zei zij dat in de Waskolk de Nunspeetse jongens gingen zwemmen. De schapen werden er overigens ook nog gewassen. De beschrijving van het landschap was niet veel anders dan die uit 1844. Zandvlakten en heidevelden, nog weinig bos, kenmerkten het landschap nog steeds. Schapen, herders en honden vonden hun weg op deze moeilijk begaanbare vlakten. De uitgebreide bebossing moest nog plaats vinden. Hier en daar waren pogingen gedaan om door het planten en zaaien van dennenbomen de verstuiving tot stilstand te brengen. Volgens Craandijk was een wandeling over de Veluwe niet voor iedereen weggelegd. Stilte en eenzaamheid was een kenmerk van deze omgeving. En daar moet je wat voor voelen. De kans op verdwalen was groot, een kaart onmisbaar evenals een goede voorbereiding. Ondanks de voorbereidingen verdwaalde de predikant. Beide wandelaars worden op weg geholpen door een Nunspeetse boer. Voor de nacht onderdak vinden was vaak moeilijk.
Het waren niet alleen recreatieve wandelaars die te voet de Veluwe doorkruisten. De plaatselijke bevolking ging ook te voet als zij zich moesten verplaatsen. Openbaar vervoer ontbrak en geld voor een huurrijtuig was er niet. Marskramers, Bijbelcolporteurs, landlopers en criminelen verplaatsen zich lopend. Van die laatste twee groepen konden veel boeren meepraten. Onder bedreiging van geweld werden zij vaak afgeperst. Regelmatig kwam het dan ook voor dat een boerderij in brand werd gestoken. De Ermelose predikant Witteveen kon erover meepraten. Hij werd eens lastig gevallen door geboefte, maar wist ze van het lijf te houden. Voor zijn pastorale bezoeken aan vaak ver afgelegen woningen ging hij te voet. Zo ook als hij elders moest preken. Op een koude winterdag met bevroren wegen liep hij eens naar Elspeet om een preekbeurt te vervullen. Twee boerenknapen ondersteunden hem en zijn schoenen waren met lappen omwikkeld. Gemeenteveldwachters waren soms dagen onderweg om berichten uit het gemeentehuis te Nunspeet over te brengen naar alle uithoeken van de gemeente. Tegen het einde van de 19e eeuw waren enige grindwegen aangelegd, die maakten wandelen soms wat makkelijker. Gelopen werd er echter nog volop.
Mail voor vragen en opmerkingen over dit artikel naar nuwenspete@gmail.com Meer informatie: www.nuwenspete.nl
Foto: De Waschkolk .
Bron: Fotoarchief Ad Sulman