Seizoensarbeid van vroeger, het eekschillen.
Het eekschillen of houten was in vroeger dagen vast verbonden met de Noordwest-Veluwe en zeker met Nunspeet. Deze intensieve arbeid werd vanaf begin 19e eeuw tot het uitbreken van de tweede wereldoorlog nog uitgeoefend.
Vele gezinnen van de Zoom van Nunspeet vertrokken jaarlijks met de kruiwagen naar het noordoosten van ons land. Ook de geit ging mee, want zij leverde de benodigde melk: zo’n vijf á zes kommen per dag. Voor vertrek werd het gereedschap nagekeken en de boskist gevuld. Hun huisjes lieten ze voor zo’n zeven weken dichtgetimmerd achter.
De reis begon lopend naar het Katerveer bij Zwolle om vandaar op de boot richting het noorden van het land te gaan, later werd deze reis per trein gemaakt.
Eenmaal op de plek aangekomen brachten de plaatselijke boeren, waaraan zij zich verhuurd hadden, hen naar de werkplek.
Het eekschillen gebeurde van begin mei tot St. Jan (24 juni). Men vertrok dan met het hele gezin naar Friesland, Noord Drenthe en Groningen om daar het werk te doen. Men ging dan in de eikenbossen het zgn. akkermaalshout hakken om het daarna van de bast te ontdoen. De mannen en de jongens werkten van zonsopgang, van zo ongeveer vier uur ’s morgens tot negen uur ’s avonds, en de vrouwen en meisjes begonnen wat later. Zij moesten nog andere huishoudelijke verplichtingen vervullen, o.a. het eten bereiden. Het hout werd op lengtes van ca. 39 cm gezaagd (= Gelderse maat). Het was de taak van de vrouwen om op het hout te kloppen. Op deze manier werd het hout van de bast ontdaan. In deze bast bevindt zich het zogenaamde looizuur (run) wat gebruikt wordt voor de leerlooi-industrie. Het hout werd vervolgens als brandhout verkocht.
Na 24 juni, wanneer de St. Jansloten (nieuw gevormde loten uit slapende knoppen) weer uitlopen, mag er niet meer worden gekapt. Dan gingen de Nunspeters weer huiswaarts. De mannen gingen daarna seizoensarbeid in Holland verrichtten: graan oogsten en hooien.
De verdiensten van het eekschillen waren voor een gezin bestaande uit vier personen voor een week van zes werkdagen ongeveer Hfl 30,- Zij waren tevreden met hun lot, want met het verdiende geld werden thuis weer de rekeningen van de bakker en de kruidenier betaald.
In het gezegde: “Wij hebben geen edelman, maar ook geen bedelman”, klinkt zeker de trots van menig ekersfamilie door.
In Nunspeet herinneren nog een aantal straten aan deze arbeid: t.w. de Houtersweg, Talhoutweg, Eekschillersweg en de Nieuw Amsterdamweg.
Jan Plender
Op de foto staat een Eekschillerfamilie rond 1917: v.l.n.r.: Antonia Lokhorst – Haze, jongen onbekend, Grietje Lokhorst (huwde Dirk van de Beerekamp), hiervoor Lubberta Haze (Goossen van de Vegte), Reintje Lokhorst (Izaak van de Ham), Dries Lokhorst (Mensje de Zwaan), Kornelis Lokhorst (Antonia Haze) , Gerrit Lokhorst (ongehuwd), Hendrikje Verbeek en Tijmen Hofman.
Bron: Archief Jan Plender.
Heeft u vragen en/of opmerkingen over dit artikel: nuwenspete@gmail.com
Zoekt u meer informatie over Nunspeets verleden?
Ga dan naar de website van de Heemkundige Vereniging Nuwenspete:
www.nuwenspete.nl