In de zestiende eeuw waren er over het algemeen geen grote regionale verschillen in de manier waarop de plattelandsbevolking in de Nederlanden zich kleedde.
Rokken, schorten en kroplappen(= kraplappen) werden overal gedragen. Doordat de kleding in de loop van de eeuwen veranderde en locale en regionale gemeenschappen daaruit vaak alleen bepaalde elementen overnamen, ontstonden er in de loop van de achttiende eeuw duidelijke verschillen in uitvoering en draagwijze, en ontwikkelden de streekdrachten zich, al naar gelang de locale voorkeuren en modes.
In de negentiende eeuw kreeg iedere regio zo zijn eigen dracht. De dracht uit die periode wordt wel gezien als typisch streekgebonden kleding, vaak volksdracht genoemd.
Kenmerkend voor de gemeente Nunspeet is dat de traditionele volksdracht, anders dan op veel andere plekken in Nederland, nog tot ver in de twintigste eeuw gedragen werd.
De oudste vrouwendracht in Nunspeet e.o. is de oorijzer – of tipmutsendracht, ook wel volksdracht genoemd. Tot rond 1900 kwam in Nunspeet de oorijzerdracht algemeen voor. Kenmerkend voor deze dracht was dat de vrouwen een oorijzer droegen over een zwarte of bonte ondermuts (“de zwarte kappe” en “tipmutse”).
Ook hemdrok, kraplap en doeken hoorden bij deze dracht, onderdelen die zoals gezegd al in de 16de eeuw gedragen werden.
Het oorijzer is een smal zilveren bandijzer met koperen of gouden spiralen aan de uiteinden. Het wordt over de tipmuts op de plaats gehouden door witte linten, bij de zwarte kap door zwarte banden. Was dit oorijzer rond 1800 aan de achterzijde ruim 1 cm breed, geleidelijk, tot in de dertiger jaren van de twintigste eeuw, nam de breedte toe tot circa 3 cm.
De showgroep van de Heemkundige Vereniging Nuwenspete (zie foto) bestaat al sinds 1987 en draagt bij veel gelegenheden de dracht van de gemeente Nunspeet.
Wanneer u geïnteresseerd bent om bij gelegenheden in klederdracht te lopen en te showen, kunt u voor meer informatie contact met dhr. J. Plender opnemen via nummer 06-57481160.
Kijk ook eens op: www.nuwenspete.nl
Bronvermelding foto: privécollectie Jan Moll